Over het boetseren van een kop heb ik al vaker geschreven.
Het blijft fascinerend, hoe je het karakter van een persoon kunt vangen in klei.
Het mooie van een kop maken, is dat je uitdrukking en emoties kunt vast leggen. Ook is het fijn, omdat het heel concreet is.
Een hooft heeft oren, neus, mond, ogen, haren enz.
Het doel is eigenlijk heel duidelijk.
Maar dan begint het pas.
Hoe ziet de neus eruit, waar zit die? Hoe krijg ik een sprekende mond.
Waar zitten de oren en wat zijn dat ingewikkelde dingen!
Voor een beginnend boetseerder is het vaak een moeilijke zoek tocht, met veel obstakels en hindernissen.
Het is zoeken naar de verhoudingen en de juiste vormen.
Vaak is het zo moeilijk, dat je als cursist denk, nu heb ik een mooie neus, daar blijf ik af. Terwijl hij eigenlijk nog niet helemaal op de goed plek zit.
Juist bij een portret moet je al zoekend werken en vooral niet te klein denken.
Meestal wordt er te pietepeuterig en te bang gewerkt.
Je bent blij met wat je hebt en durft niet opnieuw een neus te maken.
Toch is het beter om spontaner te werken.
Om meer los te komen van je maniertje, kun je jezelf beperkingen op leggen. B.v. je mag alleen met één bepaald soort gereedschap werken.
Of je mag niet vergen en strijken. Zo dwing je jezelf om op een andere manier te werken. Door de beperking moet je andere oplossingen verzinnen.
Je kunt ook naar andere kunstenaars kijken die portretten hebben gemaakt. Zo zie je dat het niet altijd nodig is om perfect anatomisch juist te werken. Het gaat om hoe het portret overkomt, wat drukt het uit.
Wat is het karakter van de persoon.
Een kunstenares die een hele mooie website heeft met veel inspirerende video’s en films is: Mooniq Priem.
Het is een genot om haar te zien werken.
Voor jezelf kan het ook goed zijn een aantal korte schetsen te maken, om niet te lang vast te blijven zitten aan je kop. Zodat je niet in de valkuil trapt van verder prutsen.
Als je b.v. aan 3 koppen tegelijk werkt, kun je telkens weer wat afstand nemen en met frisse blik kijken.